Over fiscale meesters en de beperkingen van het advocatuurlijke verschoningsrecht Onlangs heeft de president van de Rechtbank Amsterdam in kort geding een belangrijk oordeel gegeven over het verschoningsrecht van advocaten en belastingadviseurs. Wat was het geval? Een familie werd ervan verdacht niet in de aangifte begrepen buitenlands vermogen te bezitten. Men wendde zich tot een groot advocatenkantoor waaraan ook belastingadviseurs waren verbonden. Een belastingadviseur pikte de zaak op en werd gemachtigd door de familie. Ook verstrekte men hem gegevens over dat zwarte vermogen, althans dat vermoedde de fiscus met enig recht. De belastingadviseur maakte gebruik van een junior die wel advocaat was maar onder zijn leiding werkte, binnen grote gemengde advieskantoren met fiscalisten en advocaten geen ongewone praktijk. De familie weigerde de fiscus gegevens te verstrekken. Vervolgens eiste de fiscus dat de belastingadviseur de hem toegezonden informatie aan de fiscus zou geven. Die weigerde uiteraard, en beriep zich op het van de advocaat (zijn junior) afgeleide verschoningsrecht, maar wel na eerst – naar waarheid – verklaard te hebben dat hij de behandelaar van de zaak was en de junior in het dossier meeliep. Kort gezegd besliste de president in kort geding: --belanghebbenden hebben zich niet tot een advocaat in die hoedanigheid gewend; --er is dus alleen het informele, veel zwakkere verschoningsrecht, van de belastingadviseur; --meningen en analyses van de belastingadviseur vallen wel onder dat informele verschoningsrecht maar feiten niet; kennelijk ook niet de feiten die de klant heeft aangedragen om de belastingadviseur zich een mening te laten vormen; --dus moet de adviseur een brief met feiten gestuurd door de klant aan de adviseur aan de fiscus geven; Wat leren we hieruit? --wie gevoelige informatie niet zonder meer aan de inspecteur wil geven moet zich tot een advocaat wenden en hem in die hoedanigheid om advies vragen. Fiscale partners van advocatenkantoren horen dat te begrijpen en niet langer “de lead” te hebben in dit soort zaken; --de advocaat kan dan vervolgens een belastingadviseur inschakelen zodat deze kan schuilen onder het afgeleide verschoningsrecht van de advocaat. Het informele verschoningsrecht van de belastingadviseur geeft minder bescherming. Daarbij blijft het van belang dat de advocaat de eindverantwoordelijkheid voor het adviesproces blijft dragen. Anders wordt het een al te doorzichtig spelletje. Ook hier geldt dus dat de ware meester zich toont door (het kennen en respecteren van) zijn beperkingen! M.J. van Dieren en mr C.J. van Bavel, respectievelijk Of Counsel en advocaat Van Bavel Advocaten